オランダ語基礎講座２

さて、いよいよオランダ語基礎講座２です。
基礎講座１と基礎講座２をマスターすれば、基礎はバッチリ！
後は語彙を増やして、表現を覚えて、音に慣れることです。
他のページ、「単語集」や「簡単表現」も参考にして下さい。

オランダ語基礎講座２　目次：	オランダ語基礎講座１	オランダ語基礎講座３
１．疑問詞	１．人称代名詞	１．分離動詞
２．比較	２．冠詞	２．命令形
３．動詞　（過去形）	３．名詞、複数形	３．動詞　（未来形）
４．動詞　（過去分詞）	４．指示代名詞	４．丁寧な言い方
５．動詞　（完了形）	５．動詞　（現在形）	５．niet と geen
６．動詞　（受動態）	６．助動詞　（現在形）	６．er の使い方
７．再帰動詞	７．形容詞	７．接続詞
８．関係代名詞	８．文の構成・語順	８．前置詞
９．綴り	９．数詞
	10．時刻の言い方

基礎講座２はこんな内容です。さあ、頑張って「一緒」に勉強しましょう！

１．疑問詞　　het vraagwoord

英語と同じ 5w1h です。
hoe = how
wat = what
waar = where
wie = who
wanneer = when
welk = which

例文を参考にしてください。

Nederlands	Engels
Hoe oud ben je?　　Vijf.	How old are you?　　Five.
Hoe is het met jou?　　Goed.	How are you?　　Fine.
Hoe zwaar is die kist?　　Misschien 20 kg.	How heavy is that case?　Probably 20 kg.
Wat is je naam?　　Jos.	What is your name?　　Jos.
Wat zullen we doen?　　Het weet ik niet.	What shall we do?　　I don't know it.
Waar woon je?　　In Amsterdam.	Where do you live?　　In Amsterdam.
Waar kom je vandaan?　　Uit Japan.	Where do you come from?　　From Japan.
Wie is dat.　　Monique.	Who is that?　　Monique.
Wie zijn ze?　　Jan en Anita.	Who are they?　　Jan and Anita.
Op wie moet ik wachten?　　Op Jos.	For whom do I have to wait?　　For Jos.
Met wie spreekt u?　　Met mijn zus.	With whom are you speaking?　　With my sister.
Wanneer ga je naar Parijs?　　Maandag.	When will you go to Paris?　　Monday.
Wanneer gaan we naar hun?　　Zondag.	When shall we go to them?　　Sunday.
Welke dag is het vandaag?　　Vrijdag.	Which day is today?　　Friday.
Op welk nummer woon je?　　Op nummer 111.	On which number do you live?　　On number 111.
Uit welk land komt u?　　Uit Japan.	Which country are you from?　　From Japan.

welke　と　welk　の違いは、もうお分かりですね。次に来る名詞が de-woorden　の場合は　welke　が使われ、het-woorden　の場合は　welk　が使われます。

２．比較　　de vergelijking

基礎講座１では形容詞の比較級、最上級を単語レベルで学びました。基礎講座２では例文、応用文を使って、もう一度学びましょう。

Ａ．最上級の普通の使い方

Dit is het beste hotel van Nederland.	This is the best hotel in Holland.
Dit is de grootste stad van Japan.	This is the largest city in Japan.

Ｂ．最上級の副詞的用法、即ち名詞に付属しない場合は het と一緒に使われます。

Hij werkt het hardst.	He works hardest.
Deze stad is het grootst.	This city is the largest.
Hij was het snelst van de trap af.	He was the fastest man down from the stairs.

Ｃ．2つの物や人を比較する場合、オランダ語では比較級ではなく最上級を使います。

Wie van jullie twee is de slimste?	Which of you two is the cleverer?
Wie van jullie twee is de beste speler?	Which of you two is the better player?

Ｄ．そのほか比較の例文

Deze stad is groter dan die.	This city is larger than that one.
Deze stad is net zo groot als die.	This city is just as large as that one.
Deze stad is niet zo groot als die.	This city is not as large as that one.
Ze is even rijk als haar tante.	She is as rich as her aunt.
Ik ben net zo oud als jij.	I am just as old as you are.
Hoe meer je leert, hoe slimmer je wordt.	The more you study, the cleverer you become.

３．動詞　（過去形）　　de verleden tijd

基礎講座１と同様に、先ずは　zijn　動詞の主語の人称による変化です。

	enkelvoud	（Engels）	meervoud	（Engels）
1e p.	Ik was ～ .	I was ～ .	We/Wij waren ～ .	We were ～ .
2e p.	Je/Jij/U was ～ .	You were ～ .	Jullie waren ～ . U was ～ .	You were ～ .
3e p.	Hij/Ze/Zij/Het was ～ .	He/She/It was ～ .	Ze/Zij waren ～ .	They were ～ .

次は、hebben　動詞の変化。

	enkelvoud	（Engels）	meervoud	（Engels）
1e p.	Ik had ～ .	I had ～ .	We/Wij hadden ～ .	We had ～ .
2e p.	Je/Jij/U had ～ .	You had ～ .	Jullie hadden ～ . U had ～ .	You had ～ .
3e p.	Hij/Ze/Zij/Het had ～ .	He/She/It had ～ .	Ze/Zij hadden ～ .	They had ～ .

そして、やはり基礎講座１と同様、規則動詞　（ regelmatige werkwoorden ）　の典型として、ほとんどの教科書に載っている　werken　（ = work )　という動詞の変化。
それと、　fietsen　( = cycle )、　wonen　( = live )、　heten　( = call )　の変化をまとめておきます。

規則動詞は、弱変化動詞　（ zwakke werkwoorden )　とも呼ばれています。
基礎講座１で　stam　という言葉が出てきましたが、この　stam　とは、ik　に付く現在形動詞の変化形です。

規則動詞の過去形は、この　stam　に　-de(n)　もしくは　-te(n)　が付きます。

そして、動詞の原形の最後の文字が　t、x、k、f、s、ch、p　の場合は、-te(n)　が付きます。
この　-te(n)　が付く場合の動詞を、’t ex kofschip　と覚えます。
その他の場合は、-de(n)　になります。

つまり、
stam + te(n) : 動詞の原形から en を取った形が　t、x、k、f、s、ch、p　(‘t ex kofschip)　で終わる場合、
stam + de(n) : その他の場合

昔は、’t kofschip　だったのですが、新しい単語が入ってきて、このように変わりました。つい最近変わったようです。ですから、巷に出回っている文法書や学習書、古いインターネットの学習サイトは、まだまだ、’t kofschip　が掲載されています。

間違いではないですが、言葉は生きていますので、つねに新しい情報を取り入れてくださいね。ちなみに　x　の付く単語は、　faxen,　mixen　などです。これらの過去形は、それぞれ　faxte,　mixte　になります。

	werken	fietsen	wonen	heten
1e p.	Ik werkte	Ik fietste	Ik woonde	Ik heette
2e p.	Je/Jij/U werkte Werkte je ～ ?	Je/Jij/U fietste Fietste je ～ ?	Je/Jij/U woonde Woonde je ～ ?	Je/Jij/U heette Heette je ～ ?
3e p.	Hij Ze/Zij werkte Het	Hij Ze/Zij fietste Het	Hij Ze/Zij woonde Het	Hij Ze/Zij heette Het
1e p.	We/Wij werkten	We/Wij fietsten	We/Wij woonden	We/Wij heetten
2e p.	Jullie werkten U werkte	Jullie fietsten U fietste	Jullie woonden U woonde	Jullie heetten U heette
3e p.	Ze/Zij werkten	Ze/Zij fietsten	Ze/Zij woonden	Ze/Zij heetten

さて、もちろん何にでも例外は付きもの。最後が　ven　や　zen　の動詞は、v　が　f　に、そして　 z　が　s　に変わりますが、　’t ex kofschip　のルールに従うことはなく、　-de　が付きます。

例えば、　geloven　（ = believe ）　や　verhuizen　( = move )
現在形は、ik geloof　過去形は、ik geloofde
現在形は、ik verhuis　過去形は、ik verhuisde　になります。

次は分離動詞　（ scheidbaar werkwoorden ）　です。形だけ書いておきます。使い方は基礎講座３でまとめようと思っています。 invullen　( = full in )、　opbellen　( = ring up )、　nakijken　( = look over )、　opeten　( = eat up )　を取り上げました。

	invullen	opbellen	nakijken	opeten
1e p.	Ik vulde in	Ik belde op	Ik keek na	Ik at op
2e p.	Je/Jij/U vulde in	Je/Jij/U belde op	Je/Jij/U keek na	Je/Jij/U at op
3e p.	Hij Ze/Zij vulde in Het	Hij Ze/Zij belde op Het	Hij Ze/Zij keek na Het	Hij Ze/Zij at op Het
1e p.	We/Wij vulden in	We/Wij belden op	We/Wij keken na	We/Wij aten op
2e p.	Jullie vulden in U vulde in	Jullie belden op U belde op	Jullie keken na U keek na	Jullie aten op U at op
3e p.	Ze/Zij vulden in	Ze/Zij belden op	Ze/Zij keken na	Ze/Zij aten op

不規則に変化する動詞　（ onregelmatige werkwoorden ）。強変化動詞（ sterke werkwoorden ）とも呼ばれています。stam が、過去形や過去分詞形で変化する動詞のことです。
gaan　( = go )、　nemen　( = take )、　geven　( = give )、　weten　( = know )　を取り上げました。

	gaan	nemen	geven	weten
1e p.	ik ging	ik nam	ik gaf	ik wist
2e p.	Je/Jij/U ging	Je/Jij/U nam	Je/Jij/U gaf	Je/Jij/U wist
3e p.	Hij Ze/Zij ging Het	Hij Ze/Zij nam Het	Hij Ze/Zij gaf Het	Hij Ze/Zij wist Het
1e p.	We/Wij gingen	We/Wij namen	We/Wij gaven	We/Wij wisten
2e p.	Jullie gingen U ging	Jullie namen U nam	Jullie gaven U gaf	Jullie wisten U wist
3e p.	Ze/Zij gingen	Ze/Zij namen	Ze/Zij gaven	Ze/Zij wisten

最後は助動詞　（ hulpwerwoorden ）　です。
kunnen　( = can )、　moeten　( = must )、　mogen　( = may )、　willen　( = will )、　zullen　( = shall)
これらの変化についてまとめました。

	kunnen	moeten	mogen
1e p.	ik kon	ik moest	ik mocht
2e p.	Je/Jij/U kon	Je/Jij/U moest	Je/Jij/U mocht
3e p.	Hij Ze/Zij kon Het	Hij Ze/Zij moest Het	Hij Ze/Zij mocht Het
1e p.	We/Wij konden	We/Wij moesten	We/Wij mochten
2e p.	Jullie konden U kon	Jullie moesten U moest	Jullie mochten U mocht
3e p.	Ze/Zij konden	Ze/Zij moesten	Ze/Zij mochten



	willen	zullen
1e p.	ik wilde/wou	ik zou
2e p.	Je/Jij/U wilde/wou	Je/Jij zou
3e p.	Hij Ze/Zij wilde/wou Het	Hij Ze/Zij zou Het
1e p.	We/Wij wilden	We/Wij zouden
2e p.	Jullie wilden U wilde/wou	Jullie zouden U zou
3e p.	Ze/Zij wilden	Ze/Zij zouden

４．動詞　（過去分詞）　　het voltooide deelwoord

動詞の過去分詞形をまとめます。

弱変化動詞は、stam　（上で出てきましたね）　の先頭に　ge-　が付いて、最後に　-d　もしくは、　-t　が付くことで過去分詞が形成されます。stam　が　t　とか　d　で終わっている場合は、そのままで、何も付きません。

そして、過去形の場合と同じように　stam　の最後の文字が　t、x、k、f、s、ch、p　の場合は、-t　が付きます。これも過去形の場合と同じですが、この　-t　が付く場合の動詞を、
‘t ex kofschip と覚えます。その他の場合は、-de(n)　になります。

つまり、
ge + stam + t : als de stam eindigt op 　t、x、k、f、s、ch、p　(‘t ex kofschip)
ge + stam + d : in de andere gevallen

２．で取り上げた動詞とそれ以外にいくつか例を示しておきます。ただし、　heten　は一応弱変化動詞ですが、この規則に当てはまりません。これは発音の関係から、以下に示したように変化します。 heten　と同じように変化する動詞の例もあげておきました。覚えてくださいね。
それから、infinitief　は不定詞、不定形と呼ばれるもので、辞書に出ている形式です。

infinitief	stam	voltooide deelwoord	Engels
werken	werk	gewerkt	work
fietsen	fiets	gefietst	cycle
wonen	woon	gewoond	live
draaien	draai	gedraaid	turn, rotate
spelen	speel	gespeeld	play
leven	leef	geleefd	live
praten	praat	gepraat	talk
zetten	zet	gezet	place, set

heten　のような特殊な弱変化動詞。

infinitief	stam	voltooide deelwoord	Engels
heten	heet	geheten	call
lachen	lach	gelachen	laugh
lezen	lees	gelezen	read
laden	laad	geladen	charge, load

分離動詞の場合はこのようになります。

infinitief	stam	voltooide deelwoord	Engels
invullen	vul in	ingevuld	fill in
opbellen	bel op	opgebeld	ring up
nakijken	kijk na	nagekeken	check, look over
doorgeven	geef door	doorgegeven	pass
opeten	eet op	opgegeten	eat up, finish

先頭に　be-,　er-,　ge-,　her-,　ont-,　ver-　が付いている動詞には、ge-　は付きません。

infinitief	stam	voltooide deelwoord	Engels
bestellen	bestel	besteld	order
gebruiken	gebruik	gebruikt	use
geloven	geloof	geloofd	believe
herkennen	herken	herkend	recognize
ontstellen	ontstel	ontsteld	alarm
verhuizen	verhuis	verhuisd	move

そして、強変化動詞。たくさんあります。ひたすら覚えるしかないです。

infinitief	stam	voltooide deelwoord	Engels
zijn	ben	geweest	be
hebben	heb	gehad	have
gaan	ga	gegaan	go
nemen	neem	genomen	take
geven	geef	gegeven	give
weten	weet	geweten	know
kopen	koop	gekocht	buy
kiezen	kies	gekozen	choose
spreken	spreek	gesproken	speak

最後は、助動詞。英語には助動詞の過去分詞形は存在しないのですが、オランダ語には存在します。

infinitief	stam	voltooide deelwoord	Engels
kunnen	kan	gekund	can
moeten	moet	gemoeten	must
mogen	mag	gemogen	may
willen	wil	gewild	will
zullen	zal	----	shall

５．動詞　（完了形）

動詞の完了形をまとめます。完了形には英語と同じように現在完了形　（ de voltooid tegenwoordige tijd ）　と過去完了形　（ de voltooid verleden tijd ）　があります。

現在完了形は、hebben　もしくは　zijn　と動詞の過去分詞形、
つまり　hebben / zijn + 動詞の過去分詞形、という形です。

ただし、語順に気をつけてください。hebben / zijn　は文の2番目に来ますが、過去分詞は文の一番最後に来ます。
現在完了形、 I have listened.　と　I have begun. に相当するオランダ語です。

		luisteren		beginnen
1e p.	ik heb		ik ben
2e p.	Je/Jij hebt U hebt/heeft		Je/Jij bent U bent
3e p.	Hij/Ze/Zij/Het heeft		Hij/Ze/Zij/Het is
1e p.	We/Wij hebben	geluisterd	We/Wij zijn	begonnen
2e p.	Jullie hebben U hebt/heeft		Jullie zijn U bent
3e p.	Ze/Zij hebben		Ze/Zij zijn

Voorbeeld　（例文）　です。

Hij heeft een brief geschreven.	He has written a letter.
Ik heb het boek gekocht.	I have bought a book.
Ik ben tijdens de les ingeslapen.	I have slept during the lesson.
Ze zijn voor het examen geslaagd.	They have succeeded in the examination.

ほとんどの動詞は、hebben　と一緒になって完了形を作ります。
動詞によって、
a. zijn　+　動詞の過去分詞形
b. hebben　+　動詞の過去分詞形
c. zijn、　または　hebben　+　動詞の過去分詞形
と3つの場合に分かれます。

a. に属する動詞は以下です。
beginnen, blijven, komen, vallen, vergeten, worden, zijn 等々
c. に属する動詞は以下です。
betrokken, breken, doen, gaan, liggen, lopen, zitten 等々

c. の場合ですが、一応ルールがあります。
行き先、方向が明確に示されている場合は、zijn　が使われます。

Voorbeeld　（例文）　です。

De hardloper heeft tien rondjes gelopen.	The runner has run ten rounds.
De hardloper is naar het bos gelopen.	The runner has run to the forest.
Ik heb in het park gewandeld.	I have walked in the park.
Ik ben naar het park gewandeld.	I have walked to the park.
Hij heeft nog nooit gevlogen.	He has never flown.
Hij is naar Parijs gevlogen.	He has flown to Paris.

このような意味です。上から順に、
「その走者は10周回った。」
「その走者は森へ向かって走って行った。」
「私はその公園の中を散歩した。」
「私はその公園に向かって歩いた。」
「彼はまだ飛行機に乗ったことが無い。」
「彼はパリに向かって飛び立った。」

次は過去完了形です。
過去完了形は、もうお分かりですね。hebben　もしくは　zijn　の過去形と動詞の過去分詞形、つまり　hadden / waren + 動詞の過去分詞形、という形です。
hadden　を選ぶべきか　waren　を選ぶべきか、というルールは全て現在完了形のルールと同じです。したがって、現在完了形さえきちんと覚えれば、過去完了形はすぐに作れます。

Voorbeeld　（例文）　です。

Hij had een brief geschreven.	He had written a letter.
Ik had het boek gekocht.	I had bought a book.
Ik was tijdens de les ingeslapen.	I had slept during the lesson.
Ze waren voor het examen geslaagd.	They had succeeded in the examination.

６．動詞　（受動態）　　de passieve vorm

先ずは現在形です。worden ( become, be ) + 過去分詞　という形になります。
主語に相当するものを記述する場合（英語の　by ～）は、door　～　とします。

De brief wordt door Jos geschreven.	The letter is written by Jos.
De brieven worden door Jos geschreven.	The letters are written by Jos.

次は過去形です。worden　の過去形である　werden + 過去分詞　という形になります。

De brief wordt door Jos geschreven.	The letter is written by Jos.
De brieven worden door Jos geschreven.	The letters are written by Jos.

そして、現在完了形。zijn　の現在形を使い、　zijn + 過去分詞　という形になります。

De brief is door Jos geschreven geworden.	The letter has been written by Jos.
De brieven zijn door Jos geschreven geworden.	The letters have been written by Jos.

過去完了形は、　zijn　の過去形を使い、　waren + 過去分詞　という形になります。

De brief was door Jos geschreven geworden.	The letter had been written by Jos.
De brieven waren door Jos geschreven geworden.	The letters had been written by Jos.

７．再帰動詞　　het wederkerende werkwoord

自分自身を目的語として、自分に対する行為を示すような動詞を再帰動詞と言います。

het wederkerende werkw	（Engels）	意味
zich schamen	( be/feel ashamed )	恥ずかしい、恥じている
zich vergissen	( be mistaken, make a mistake )	間違える、誤る
zich herinneren	( recall, remember )	思い出す、思い起こす
zich verbazen	( be surprised )	驚く、びっくりする
zich verheugen	( rejoice, look forward to )	喜ぶ、楽しむ
zich haasten	( hurry )	急ぐ、あわてる

などがあります。使い方は以下のようになります。

	enkelvoud	meervoud
1e p.	Ik haast me ～.	We/Wij haasten ons ～.
2e p.	Je/Jij haast je ～. U haast u/zich ～.	Jullie haasten je ～. U haasten zich/u ～.
3e p.	Hij/Ze/Zij haast zich ～.	Ze/Zij haasten zich ～.

例文です。

Je moest je schamen.	( You ought to be ashamed of yourself. )
Als ik me niet vergis, heeft jouw zoon zijn diploma heeft.	( If I am correct, your son gets his diploma. )
Ik herinner me nog veel uit mijn jeugdjaren.	( I still remember my young days very well. )
Ik verbaast me over het fantastische uitzicht.	( I am surprised at the fantastic view. )
Wij verheugen ons over zijn succes.	( We rejoice at his success. )
Ik haast me naar de trein.	( I hurry to the train. )

８．関係代名詞　　het betrekkelijk voornaamwoord

英語の　who,　which,　that　に相当する関係代名詞は、　die,　dat　です。指示代名詞の　 die/dat　と同じですね。そして、指示代名詞と同じように、　die　は　de-woorden　と関係して　de-woorden　が先行詞の場合に、そして　dat　は　 het-woorden　が先行詞になる場合に使われます。

De man die je les geeft is mijn oom.	( The man who gives you a lesson is my uncle. )
De trein die net vertrokken is, gaat naar Utrecht.	( The train which has just left, goes to Utrecht. )
Het boek dat ik hier heb is van haar.	( The book that I have here is hers. )
Het boek dat daar ligt, heb ik uitgelezen.	( I have finished the book, which is lying there. )

それから、　iets,　niets,　veel,　alles　などの後では、　wat　が使われます。また、前の文全体を指す場合もあります。

Ik heb iets wat u wilt weten.	( I have something you want to know. )
Ik heb alles wat ik me herinnerde, opgeschreven.	( I have written everything I remembered. )
Hij heeft mij niet gebeld, wat ik helemaal niet leuk vind.	( I don't find it nice that he did not phone me. )
Dit is het leukste wat ik gezien heb.	( This is the nicest one I have ever seen. )

また、前置詞と一緒の場合は、　waar　が使われます。人の後、さらに前置詞の後の場合は、wie　が使われます。Wie　は、文の先頭で使われる場合もあります。

De kast waarin ik mijn boek leg is bijna vol.	( The cabinet where my book stands is almost full. )
De man waarmee ik praat is mijn buurman.	( The man whom I talk with is my neighor. )
De man met wie ik praat is mijn buurman.	( The man whom I talk with is my neighbor.
De man van wie ze houdt heet Jos.	( The man whom she loves is called Jos. )
Wie geen auto heeft, moet met fiets komen.	( Those who do no have a car must come by bicycle. )

９．綴り　spelling

今まで勉強したことの再確認になります。英語に比べれば遥かに不規則な変化が多く、覚えるのも大変ですが、中には規則正しく変化する場合もありました。

例えば、名詞の複数形を作る場合の変化、動詞の一人称単数形を作る場合の変化、など。これらを以下のような観点でまとめてみました。

母音　( klinker )　aa,　ee, 　oo,　uu　の後に子音　( medeklinker )　が一文字だけ来るような単語が変化して、-e,　-er,　-en　が付く場合は、　aa,　ee,　oo, 　uu　の内の一文字が無くなります。これは一文字取リ除いても同じ発音ができる、という理由からだそうです。

もう少し正確に言うと、音節の最後が母音の場合は、長く伸ばして発音します。例えば、下の　za-ken　というように、最初の音節が　a　で終わっていますので、この場合はザーと伸ばして発音するわけです。従って、これが　zaak　の複数形の　zaken　になるわけです。

de zaak	(matter, case)	de zaken	(matters, cases)
de school	(school)	de scholen	(schools)
het uur	(hour)	de uren	(hours)
het been	(leg)	de benen	(legs)
de muur	(wall)	de muren	(walls)

ik meen	(I think)	we menen	(we think)
ik maak	(I make)	we maken	(we make)
ik leer	(I learn)	we leren	(we learn)
ik huur	(I hire)	we huren	(we hire)
ik adviseer	(I advise)	we adviseren	(we advise)

groot/grote	(big)	groter	(bigger)
langzaam/langzame	(slow)	langzamer	(slower)
heet/hete	(hot)	heter	(hotter)
hoog/hoge	(high)	hoger	(higher)
laat/late	(late)	later	(later)

母音　( klinker )　の後に子音　( medeklinker )　が一文字だけ来るような単語が変化して、
-e,　-er,　-en　が付く場合は、その子音は重ねられ、二文字になります。上の場合と同じ理由で、子音を重複しないと同じ発音ができないために重複されます。

例えば、下の例で　zak　がありますが、子音　k　を重ねないと、 zaken　になってしまいます。これは上で述べたように　zaak　の複数形で、意味が全く異なってしまいます。従って、zak　の複数形、ザッケンと発音できるように　zakken　とつづるようにします。

het adres	(address)	de adressen	(addresses)
de man	(man)	de mannen	(men)
de rok	(skirt)	de rokken	(skirts)
de zak	(bag)	de zakken	(bags)
de bus	(box, bus)	de bussen	(boxes, busses)

ik begin	(I begin)	we beginnen	(we begin)
ik seg	(I say)	we zeggen	(we say)
ik heb	(I have)	we hebben	(we have)
ik klim	(I climb)	we klimmen	(we climb)
ik zwem	(I swim)	we zwemmen	(we swim)

druk/drukke	(busy)	drukker	(busier)
slim/slimme	(clever)	slimmer	(cleverer)
dik/dikke	(thick)	dikker	(thicker)
dun/dunne	(thin)	dunner	(thinner)
snel/snele	(fast)	sneller	(faster)

子音　( medeklinker )　f/v,　s/z　の入れ替え。　f　と　s　は濁らない発音ですが、一番最後の文字がこれらで、その前が二重母音や　ij　で作られる単語の場合に　-e　や　-en　が付く変化をすると、　f　と　s　はそれぞれ、　v　と　z　に替わり、濁った発音になります。

het bedrijf	(company)	de bedrijven	(companies)
het huis	(house)	de huizen	(houses)
de brief	(letter)	de brieven	(letters)
de prijs	(price)	de prijzen	prices
de doos	(box)	de dozen	(boxes)

ik geef	(I give)	we geven	(we give)
ik lees	(I read)	we lezen	(we read)
ik kies	(I choose)	we kiezen	(we choose)
ik blijf	(I stay)	we blijven	(we stay)
ik schrijf	(I write)	we schrijven	(we write)

grijs	(gray)	grijze beer	(grizzly bear)
lief	(dear, sweet)	mijn lieve meisje	(my dear girl)
boos	(angry)	boze bui	(bad temper)

d、もしくは　t　で終わる名詞は、どちらも　t　の発音になります。従って、　d　と書くべきか　t　と書くべきか分からない場合があります。

その場合、　-en　を付け複数形にして発音すると、　d　の場合は　den　という発音、　t　の場合は　ten　という発音になるため、元の単数形の最後が　d　なのか　t　なのかが分かることになります。

こうやってオランダ人の子供たちは覚えるそうです。

de tijd	(time)	de tijden	(times)
het brood	(bread)	de broden	(breads)
het bed	(bed)	de bedden	(beds)
de kaart	(card)	de kaarten	(cards)
de maat	(measure, size)	de maten	(measures, sizes)

小さいものを示す場合、通常は　-je　が付きます。
verkleinwoord　（ diminutive ）と言います。

そして　m　で終わる単語には通常、　p　が付け加えられます。
また、　l,　n,　r,　ij　や母音で終わる単語には多くの場合、　t　が付け加えられます。
不規則な変化をする名詞もあります。

de stap	(step)	het stapje	(small step)
het boek	(book)	het boekje	(small book)
de voet	(foot)	het voetje	(small foot)
de brief	(letter)	het briefje	(small letter)
de hand	(hand)	het handje	(small hand)
het oog	(eye)	het oogje	(small eye)
de boom	(tree)	het boompje	(small tree)
het probleem	(problem)	het probleempje	(small problem)
de raam	(window)	het raampje	(small window)
de tafel	(table)	het tafeltje	(small table)
de kamer	(room)	het kamertje	(small room)
de stoel	(chair)	het stoeltje	(small chair)
het ei	(egg)	het eitje	(small egg)
de dame	(lady)	het dametje	(small lady)
de rivier	(river)	het riviertje	(small river)
de auto	(car)	het autootje	(small car)
het blad	(leaf)	het blaadje	(small leaf)
de paraplu	(umbrella)	het parapluutje	(small umbrella)
de la	(drawer)	het laatje	(small drawer)
het pad	(path)	het paadje	(small path)
de man	(man, husband)	het mannetje	(small man)
de pan	(pan)	het pannetje	(small pan)
de ster	(star)	het sterretje	(small star)
de brug	(bridge)	het bruggetje	(small bridge)
de bal	(ball)	het balletje	(small ball)
het schip	(ship)	het scheepje	(small ship)